Rechter neemt zaak tegen AbbVie niet in behandeling
Volgens de Stichting Farma ter Verantwoording heeft AbbVie – toen zij het octrooi had voor het reumageneesmiddel adalimumab (Humira) – in de periode 2004 tot en met 2018 een veel te hoge prijs gerekend en “excessieve” winsten gemaakt in Nederland, wat ten koste zou zijn gegaan van andere noodzakelijke zorg. Humira is in 2004 op de Nederlandse markt verschenen.
De stichting wil dat de rechter vaststelt dat AbbVie hiermee onrechtmatig heeft gehandeld en misbruik maakt van haar machtspositie, maar de Rechtbank Amsterdam oordeelt nu dat Farma ter Verantwoording niet ontvankelijk is. Dat betekent dat de rechter niet toekomt aan de vraag of het farmaceutisch bedrijf onrechtmatig heeft gehandeld, omdat de stichting onvoldoende belang heeft bij deze procedure.
Volgens de rechtbank procedeert de Stichting Farma ter Verantwoording voor haar achterban, waarbij ze het maatschappelijk relevante vraagstuk aan de orde stelt of een te hoge verkoopprijs van het geneesmiddel ten koste gaat van andere noodzakelijke gezondheidszorg.
Principe uitspraak
De stichting vroeg de rechtbank om een principe-uitspraak, waarbij de rechter de algemene normen vaststelt die voor een geneesmiddelenfabrikant gelden bij het bepalen van de prijs van een medicijn. Hiermee vorderde de belangenorganisatie in deze zaak uitsluitend een verklaring voor recht, en geen schadevergoeding of een opheffing van een bepaalde situatie.
De rechtbank benadrukt dat een civiele procedure niet is bedoeld voor het vaststellen van algemene normen: dat is het terrein van de wetgever. De rechter beslist in concrete zaken waar die beslissing concrete gevolgen heeft voor de partijen in een zaak, zoals een verbod of een schadevergoeding.
Verder stelt de rechtbank dat de stichting duidelijkheid wil over een situatie die al is beëindigd. In 2018 is het octrooi afgelopen en de prijs van Humira aanzienlijk gedaald. Van een actuele situatie waarin moet worden ingegrepen was dus geen sprake, het enige belang was een precedentwerking voor toekomstige gevallen, stelt de rechter.
Tussenvonnis
In een eerder stadium besliste de rechtbank in een tussenvonnis dat de Stichting Farma ter Verantwoording vooralsnog ontvankelijk was in haar zaak tegen AbbVie, en dat zij voldeed aan de ontvankelijkheidsvereisten van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie. Na verder debat over het belang van de stichting bij haar zaak, komt de rechtbank in dit vonnis tot een ander eindoordeel.
In een reactie op de uitspraak geeft Farma ter Verantwoording aan teleurgesteld te zijn dat de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan. Het doel van de stichting, die overweegt om in beroep te gaan, blijft dat een rechter de feiten in deze zaak alsnog inhoudelijk beoordeelt.