Operatie beter dan corticosteroïden bij carpaletunnelsyndroom
In Nederland krijgen ongeveer 30.000 mensen per jaar het carpaletunnelsyndroom (CTS), dat ontstaat door beknelling van de handzenuw bij de pols. Patiënten met CTS hebben last van tintelingen, gevoelloosheid en pijn in de hand, maar er kan ook spierzwakte optreden.
Om de vraag te kunnen beantwoorden wat het meest effectief is, een operatie of een injectie met corticosteroïden, werd een onderzoek opgezet met 934 patiënten met het carpaletunnelsyndroom. De helft startte de behandeling met een injectie en de andere helft met een operatie; de deelnemers werden anderhalf jaar gevolgd.
Sneller herstel
Het onderzoek toont aan dat starten met een operatie meer kans op herstel biedt dan starten met een corticosteroïd-injectie. Dat is zelfs het geval als na de eerste behandeling ook aanvullende behandelingen worden gegeven.
Na anderhalf jaar was 61% van de deelnemers in de operatiegroep hersteld, tegenover 45% in de injectiegroep. Daarbij is het, volgens de onderzoeker, opvallend dat ongeveer de helft van de patiënten die eerst een injectie kreeg, later alsnog een operatie nodig had.
Verder herstelden patiënten in de operatiegroep sneller en waren ze meer tevreden over de behandeling.
Bijwerkingen
Onder de bijwerkingen, die in beide groepen even vaak voorkwamen, werden ook pijnklachten en wond- en huidproblemen gerekend die enkel voorkomen na een operatie.
Volgens de onderzoeker geeft deze studie duidelijkheid over de meest effectieve behandeling voor CTS en helpt het patiënten en artsen een betere keuze te maken. Een operatie is effectiever, juist ook op de langere termijn.