Comedicatie verstoort vaak de werking van oncolytica
Dat blijkt uit onderzoek van Medco Health Solutions, een gezondheidszorgorganisatie uit de Verenigde Staten. Een voorbeeld: 43% van de patiënten die imatinib gebruiken, een middel tegen leukemie, slikt daarnaast ook een middel dat de effectiviteit van imatinib vermindert. Tegelijkertijd gebruikt 68% van deze patiënten een middel dat de toxiciteit van imatinib kan verhogen, zo blijkt uit deze studie.
Meer communicatie is nodig tussen de diverse artsen die betrokken zijn bij één patiënt, zo is de conclusie van Steve Bowlin, die de studie dit weekend presenteerde op een bijeenkomst van the American Society for Clinical Pharmacology and Therapeutics in Washington.
De onderzoekers keken naar de comedicatie van 11.600 patiënten die één van de volgende negen kinaseremmers gebruikten: imatinib, erlotinib, dasatinib, everolimus, lapatinib, nilotinib, pazopanib, sorafenib, sunitinib.
Geneesmiddelen die in combinatie met deze kinaseremmers problemen geven, zijn protonpompremmers, steroïden, calciumantagonisten, antibiotica en antimycotica.
74% van de gebruikers van pazopanib had comedicatie die de toxiciteit van het oncolyticum verhoogde. 75% van de erlotinibgebruikers slikte daarnaast een middel dat de werking hiervan mogelijk verminderde.
Sunitinib had de laagste incidentie van mogelijk problematische geneesmiddelinteracties, 23% van de sunitinibgebruikers gebruikte een geneesmiddel dat de effectiviteit van sunitinib verminderde en 24% gebruikte medicatie die de toxiciteit van sunitinib verhoogde. Bij imatinib werden effectiviteit en toxiciteit het vaakst beïnvloed door protonpompremmers. Steroïden en protonpompremmers verminderden het vaakst de werkzaamheid van erlotinib, terwijl antibiotica het vaakst de toxiciteit van erlotinib bleken te verhogen.
Hoewel de bijsluiter van erlotinib waarschuwt tegen gelijktijdig gebruik met ciprofloxacine, ontdekten de onderzoekers dat deze twee middelen bij een beduidend aantal patiënten samen werden gegeven.
De onderzoekers stelden ook vast dat de overlap tussen het gebruik van orale oncolytica en daarmee interagerende geneesmiddelen zelden slechts enkele dagen duurde. Bowlin sprak over een ‘substantiële’ tijdsduur.