Minder diarree dankzij probiotica
Antibioticagebruik leidt tot verstoring van de gastro-intestinale flora. Dit is geassocieerd met klinische symptomen zoals diarree, wat bij zo’n 30% van de patiënten voorkomt. De diarree kan mild van aard zijn en vanzelf overgaan maar deze kan ook ernstig zijn, zoals bij infecties met Clostridium difficile. Antibiotica-geassocieerde diarree is een belangrijke reden voor therapieontrouw onder gebruikers van antibiotica.
Probiotica zijn micro-organismen die een positieve invloed op de gezondheid zouden hebben. Prebiotica zijn niet-verteerbare voedingscomponenten die de gastheer voordeel bieden door selectief bacteriegroei in het colon te stimuleren. Synbiotica zijn preparaten waarin probiotica en prebiotica worden gecombineerd.
Probiotica behouden of herstellen de microbiële ecologie van de darmen tijdens of na antibioticabehandeling. Dit doen ze door receptorcompetitie, competitie voor nutriënten, remming van pathogeenadherentie aan epitheel en mucosa, verlaging van de pH in het colon (waardoor niet-pathogene species kunnen uitgroeien), immuunstimulatie of de productie van antimicrobiële substanties.
Er is een toenemende interesse in probiotica-interventies en ook is er meer bewijs van werkzaamheid van probiotica bij antibiotica-geassocieerde diarree. Eerdere meta-analyses richtten zich echter op specifieke patiëntengroepen of probioticastammen en hebben recente klinische trials niet meegenomen.
De laatste zes jaar zijn bijvoorbeeld ruim dertig gerandomiseerde klinische studies over dit onderwerp verschenen in de internationale literatuur. Een recent Cochrane-review suggereert dat probiotica beschermend werkt bij antibiotica-geassocieerde diarree bij kinderen.
De Amerikanen hebben voor hun onderzoek gekeken naar 82 studies met probiotica en synbiotica van onder meer Lactobacillus, Bifidobacterium, Saccharomyces, Streptococcus, Enterococcus en Bacillus [JAMA. 2012;307(18):1959-1969].
Het gepoolde relatieve risico liet een statistisch significant verband zien tussen probioticagebruik en een afname van antibiotica-geassocieerde diarree (relatief risico 0,58). Dit resultaat bleek relatief ongevoelig voor diverse subgroepanalyses. Er bestaat echter genoeg heterogeniteit in de gepoolde resultaten en het bewijs is onvoldoende om te bepalen of de associatie verschilt bij verschillende populatiegroepen, antibiotica of probioticapreparaat.