Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Taboe 'indicatie op recept' doorbroken

PW Magazine 05, jaar 2011 - 28-01-2011
Voorschrijvers moeten bij 44 geneesmiddelen de indicatie op het recept gaan vermelden. De Tweede Kamer brengt hiervoor een wijziging van de Geneesmiddelenwet in stemming.
Taboe 'indicatie op recept' doorbroken

Van 44 geneesmiddelen is vastgesteld dat het voor de medicatieveiligheid van belang is de indicatie uit te wisselen. Het zijn eerstelijnsmiddelen waarbij de indicatie nodig is om de dosering te kunnen controleren.

Voorbeeld is amitriptyline dat in verschillende doseringen wordt gebruikt bij (ernstige) depressie of neuropathische pijn. Een projectgroep met vertegenwoordigers van KNMP en NHG heeft de lijst in 2007 opgesteld – de nieuwste stoffen en inzichten zijn er nog niet in verwerkt.

In de tweede week van februari stemt de Tweede Kamer over een wetswijziging die voorschrijvers verplicht bij deze geneesmiddelen de indicatie te vermelden.

Medicatiefouten

Volgens Hugo Hurts, directeur geneesmiddelen van VWS, is de wetswijziging een doorbraak. Het is de eerste keer dat voorschrijvers verplicht worden de reden van voorschrijven te vermelden. Hurts: “Als de maatregel leidt tot verbetering van de farmaceutische zorg en een vermindering van medicatiefouten, zullen meerdere geneesmiddelen volgen.”

Apothekers pleiten hier al veel langer voor – recent nog bij de publicatie van het Witboek Farmacie. De KNMP is verheugd, maar benadrukt dat het voornemen niet mag leiden tot een te grote lastenverzwaring voor de apotheker.

De werkgroep die de lijst met middelen heeft opgesteld is voortgekomen uit het Nictiz-programma EMD Plus. Dat programma heeft als doel de huidige elektronische uitwisseling van medicatiegegevens uit te breiden met informatie die de medicatieveiligheid bevordert.

De lijst met 44 stoffen is in de G-Standaard opgenomen onder Bijzonder Kenmerk; ‘uitwisseling reden van voorschrijven noodzakelijk’.

Document acties

Reacties

Anoniem
31-01-2011 10:30
zegt:

Off-label: Farmaceutisch blindemannetje

Off-label vereist transparantie maar de wetgever denkt daar anders over.
In de Geneesmiddelenwet is artikel 68 weliswaar als amendement opgenomen,

“Artikel 68
Het buiten de door het College geregistreerde indicaties voorschrijven
van geneesmiddelen is alleen geoorloofd wanneer daarover binnen de
beroepsgroep protocollen of standaarden zijn ontwikkeld. Als de
protocollen en standaarden nog in ontwikkeling zijn, is overleg tussen de
behandelend arts en apotheker noodzakelijk.”

, maar de apotheker kent hiermee nog steeds de reden van het voorschrijven niet.

Inspecteur Josée Hansen verklaarde op het symposium
100 jaar farmacologie vorig jaar 13 mei te Utrech dat:

"De helft van de geneesmiddelen off label wordt voorgeschreven.
Driekwart van de gebruikers de bijsluiter niet leest.
In de helft van de gevallen de richtlijnen niet zijn gevolgd.
Heel vaak het geneesmiddel niet gebruikt wordt volgens voorschrift."

Ook de IGZ mist het feit dat de indicatie op het recept ontbreekt.
Dit voorstel van de vorige minister is door de artsenorganisaties afgeschoten.
Zolang de apotheker de indicatie van voorschrijven niet kent, vervalt
de belangrijkste ingang tot het voorlichten van de patiënt.

Bij de Herculesramp te Eindhoven op 15 juli 1996 dacht de brandweer dat
een vrachtvliegtuig was neergestort. Er overleden 34 van de 41 inzittenden,
omdat de brandweer niet van de “vracht” op de hoogte was.

In apotheken gebeuren dagelijks dergelijke Hercules-rampen.
Wegens gebrekkige wetgeving.
De apotheker is de laatste schakel die de indicatie zou kunnen controleren,
en daarmee ook het off-label gebruik. EZ heeft dat verboden.
Dat levert rampenfarmacie, elke dag.

JC Kortekaas apotheker
Leidschendam 3 april 2009

Anoniem
31-01-2011 10:32
zegt:

Het taboe was al doorbroken door de methotrexaat-doden.

Onbetrouwbare patiënt

Veilig mits juist afgeleverd.

Methotrexaat één maal per week [Pharm Weekbl 2009;144(30/31):18-21]. Dit artikel bevat een waarschuwing voor een valkuil die ook in de KNMP Kennisbank is geslopen. Het stelt dat alleen navraag doen bij de patiënt onvoldoende veiligheidsborging geeft, omdat de patiënt niet altijd een betrouwbare bron is.
Het Medisch Tuchtcollege te Groningen gaf in 2006 een apotheker een waarschuwing. Hij had conform het advies van de Kombirom (voorloper van de KNMP Kennisbank) een patiënt geadviseerd een extra lithiumbepaling te laten verrichten. De bepaling vond plaats, de uitslag bleef van 29 december tot 5 januari liggen in het Psychiatrisch Instituut en op 6 januari overleed de patiënt. Het Tuchtcollege stelde dat inzake de lithiummedicijncocktail waarvan sprake was de apotheker direct contact had moeten opnemen met de voorschrijver.
In 2009 adviseert de KNMP Kennisbank nog steeds dat furosemide of een RAAS-remmer mag worden afgeleverd bij bestaand lithiumgebruik als de patiënt aan de balie bevestigt dat een bloedspiegelbepaling is afgesproken.
In een tijd waarin geneesmiddelen net als bankbiljetten uit de muur te halen zijn, dient het verschil tussen een bankbiljet van € 10 en een doosje methotrexaattabletten 2,5 mg van € 10 aan de consument duidelijk te worden gemaakt, zonder teveel professionele verantwoordelijkheid op hem af te schuiven.

Overigens blijf ik van mening dat de indicatie op het recept moet worden vermeld.

J.C. Kortekaas
Leidschendam, 25 juli 2009

Anoniem
31-01-2011 14:28
zegt:

Lijst geneesmiddelen met verplichte indicatie op recept
door Edwin Bos - 28-01-2011
Van de onderstaande 44 geneesmiddelen is vastgesteld dat het voor de medicatieveiligheid van belang is dat de indicatie wordt uitgewisseld.

ALBENDAZOL

AMANTADINE

AMITRIPTYLINE

CARBAMAZEPINE

CHLOROQUINE

CIMETIDINE

COLCHICINE

FLUCONAZOL

FOLIUMZUUR

GABAPENTINE

HALOPERIDOL

HYDROXYCHLOROQUINE

IMIPRAMINE

LANSOPRAZOL

MEBENDAZOL

METHADON

METHOTREXAAT

MINOCYCLINE

NIZATIDINE

NORTRIPTYLINE

OMEPRAZOL

PANTOPRAZOL

PRAMIPEXOL

RABEPRAZOL

ROPINIROL

VALACICLOVIR

ACETYLCYSTEINE (ORAAL)

ACICLOVIR (ORAAL)

ACICLOVIR (PARENTERAAL)

CIPROFLOXACINE (ORAAL)

CIPROFLOXACINE (PARENTERAAL)

CLONIDINE (ORAAL)

ESTRADIOL (TRANSDERMAAL)

FENYTOINE (ORAAL)

ITRACONAZOL (ORAAL)

METRONIDAZOL (ORAAL)

NORFLOXACINE (ORAAL)

RANITIDINE (ORAAL)

SULFASALAZINE (ORAAL)

TETRACYCLINE (ORAAL)

TRANEXAMINEZUUR (ORAAL)

VALPROINEZUUR (ORAAL)

ESOMEPRAZOL (ORAAL)

ESTRADIOL (ORAAL)

Welke ontbreken er nog? Lijst is opgesteld in 2007 door KNMP.

Metformine wellicht om er maar direct een te noemen?

Waarom hier niet doorgepakt?

Anoniem
31-01-2011 20:14
zegt:

Grappig dat er ook drogisterijproducten opstaan zoals omeprazol en mebendazol. De NSAID's ontbreken. De artsen kunnen beter alle geneesmiddelen van de indicatie voorzien dan deze lijst implementeren.

Anoniem
01-02-2011 11:43
zegt:

Juridisch kader ‘overdracht van medicatiegegevens in de keten’ voor zorgverleners, versie 5, oktober 2010 pagina 1 van 32
Juridisch kader overdracht medicatiegegevens voor
zorgverleners.
Samenvatting in 57 vragen en antwoorden
Behorende bij de richtlijn overdracht van medicatiegegevens in de keten
Versie oktober 2010. Vastgesteld in de landelijke stuurgroep overdracht van
medicatiegegevens in de keten op 3 november 2010.


VRAAG 8
Welke gegevens van de patiënt moeten worden overgedragen aan een andere
zorgverlener?
In de richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens is vastgesteld dat een
medicatieoverzicht tenminste de volgende gegevens bevat, en dus overgedragen
moeten worden:
- Voorgeschreven, ter hand gestelde, toegediende en gebruikte medicatie, de
sterkte, dosering en de toedieningsvorm van het geneesmiddel, gebruiksperiode,
inclusief eventuele vermelding dat het gebruik van een geneesmiddel voortijdig is
gestopt.
- Gebruik van alcohol en/of drugs (aard en duur)
- De reden van starten/stoppen/wijzigen van medicatie en de initiator hiervan


We wachten de reden van voorschrijven in vertrouwen af als apothekenNederland.

Anoniem
01-02-2011 22:51
zegt:

Het is een oud plan, door de KNMG afgeschoten.

nr. 183
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2005

Tijdens het AO patiëntveiligheid van 16 maart (29 800 XVI, nr. 156) heb ik uw Kamer toegezegd u nader te informeren over:
– mijn overleg met de KNMG en de NPCF over het vermelden van de diagnose op het recept en
– het gebruik van internet in de zorg.
Met deze brief kom ik tegemoet aan deze toezegging.

Diagnose op recept
Zoals ik ook tijdens het eerdergenoemde Algemeen Overleg heb benadrukt, acht ik het van belang dat de apotheker, als geneesmiddelenexpert bij uitstek, meedenkt met de arts over de farmacotherapie van de individuele patiënt. Voor het gericht meedenken van de apotheker is het essentieel dat de apotheker meer – medisch relevante – informatie over de patiënt ontvangt. Onderdeel van deze medische informatie kan de indicatie zijn. Niet in alle gevallen kan daar zonder meer mee worden volstaan. Zo kunnen ook gegevens met betrekking tot co-morditeit, eventuele contra-indicaties, ervaringen van of bij ander medicijngebruik en bepaalde laboratoriumwaarden en metingen van betekenis zijn. Het delen van relevante informatie gebeurt op dit moment nog onvoldoende. De patiëntveiligheid is gebaat bij het meer uitwisselen van medisch relevante informatie tussen de apotheker en de arts.

De KNMG en de NPCF delen bovenstaand standpunt op hoofdlijnen.
De NPCF is van opvatting dat de vermelding van de indicatie op het recept bijdraagt aan verbetering van de medicatiebegeleiding door de apotheker. Daarbij heeft de NPCF er expliciet op gewezen dat de medisch relevante informatie slechts gedeeld mag worden met de apotheker na expliciete toestemming van de patiënt. Bij het eerste contact met de (huis)arts zou standaard op dit onderdeel nadere afspraken met de patiënt moeten worden gemaakt. De NPCF acht de privacy tussen de zorgverleners arts en apotheker onderling afdoende gewaarborgd met het medische beroepsgeheim, de bepalingen inzake de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
De KNMG is van mening dat de vermelding van de indicatie op het recept veelal betrekking zal hebben op een specifieke diagnose en hoeft nog niets te zeggen over andere kwalen c.q. gebruikte van geneesmiddelen. Het ontbreken van die medische context doet afbreuk aan de validiteit en bruikbaarheid van de «indicatie op recept».
De KNMG is van mening dat het Elektronisch medicatiedossier (EMD) het voertuig zou moeten vormen om tot betere informatiewisseling tussen de arts en de apotheker te komen. De gegevens die op basis van het EMD ter beschikking aan de apotheker komen, zal meer omvatten dan alleen de indicatie. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan gegevens over de nierfunctie van een patiënt, dan wel bepaalde bloed- en stollingswaardes. Bij de toepassing van bepaalde geneesmiddelen en bij «off label» voorschriften kan het nuttig zijn dat de indicatie expliciet wordt vermeld. Een en ander geschiedt uiteraard met in achtneming van de bepalingen over gegevensverstrekking in de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) en de WGBO.
In het kader van het EMD is een werkgroep aan de slag, de werkgroep «vaststelling medicatiedossier», bestaande uit vertegenwoordigers van de KNMP, NHG, NVZA en OMS, waarbij de informatie-uitwisseling nader wordt geconcretiseerd. De werkgroep beperkt zich niet tot de vraag welke gegevens gewenst en nodig zijn, maar spreekt zich ook uit over welke gegevens per se, met name om privacyredenen, niet moeten worden uitgewisseld. De KNMG heeft aangegeven dat zij met de inbreng van deze werkgroep op schema ligt wat betreft het gewenste implementatietraject van het EMD (2006). Tevens heeft zij zich bereid verklaard het gebruik van het EMD in haar richtlijnen op te nemen als standaard voor de beroepsuitoefening van artsen. In juni zal de werkgroep rapporteren over haar bevindingen. Dit rapport zal ik naar uw Kamer sturen.
Medio juni organiseer ik een themabijeenkomst over de invoering van het Electronisch medicatiedossier waaraan zorgverzekeraars, patiënten, artsen en apothekers zullen deelnemen. Deze bijeenkomst zal vanuit de praktijk mij meer helderheid moeten verschaffen over de mate van consensus onder de praktiserende zorgverleners en patiënten over de vraag welke zorgverlener welke medische informatie nodig heeft om te komen tot een juist en veilig gebruik van geneesmiddelen.
Tot slot merk ik op dat ik alle vertrouwen heb in het hierboven beschreven traject. Het belang ervan (het bevorderen van de patiëntveiligheid) staat immers voor alle partijen buiten kijf. Het spreekt voor zich dat ik vinger aan de pols hou over de vorderingen van het traject.
Het gebruik van internet in de zorg
Consumenten en patiënten hebben steeds meer behoefte aan producten en diensten die via het internet worden aangeboden, ook over de zorg en gezondheidszorg (RVZ, 2002). In reactie daarop richten artsen en/of apothekers firma's op die via het internet adviezen, consulten, second opinions, medicijnen etc. verstrekken.

Ik ben van mening dat deze zogenaamde e-health toepassingen in de gezondheidszorg veel kansen kan bieden. Het kan leiden tot tijdsbesparing, het verminderen van kosten en het verbeteren van de kwaliteit van zorg (RVZ, 2002). Zonder de innovatie af te willen remmen ben ik ook waakzaam op de eventuele negatieve effecten, zoals een toename van het aantal E-consulten, het geven van adviezen zonder een duidelijke arts – patiënt relatie of het voorschrijven van medicatie. Ik ben hierover met de sector structureel in overleg. Met uw Kamer ben ik van mening dat bij het voorschrijven van medicatie via internet uiterste zorgvuldigheid in acht dient te worden genomen. De KNMG heeft voor het online contact tussen artsen en patiënten een richtlijn ontwikkeld. Met de KNMG ben ik dan ook van mening dat alleen binnen een bestaande behandelrelatie via internet medicijnen voorgeschreven mogen worden. Samen met IGZ en de KNMG zal ik bezien of de richtlijn leidt tot een verantwoorde toepassing in de praktijk. Mocht dit niet het geval zijn zal ik of aandringen op aanscherping van de richtlijn of bezien welke wettelijke mogelijkheden mij ten dienste staan. In het AO patiëntveiligheid van 16 maart jl. heb ik aangegeven dat ik evenals de Kamer behoefte heb om de verschillende aspecten over e-health, zowel positief als negatief, in kaart te brengen. Ik ben inmiddels met het College voor Zorgverzekeringen in overleg om een onderzoek te starten. Hierbij komen bijvoorbeeld aspecten zoals veiligheid, bekostiging, kwaliteit, doelmatigheid en effectiviteit van e-health aan bod. Op basis van de resultaten van dit onderzoek bekijk ik welke acties nodig zijn om de veiligheid en kwaliteit van producten en diensten in de gezondheidszorg via internet te waarborgen. Hierover zal ik uw Kamer in december 2005 informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst

Anoniem
02-02-2011 11:10
zegt:

Middelen die er echt toe doen staan er niet op. Aardig beginnetje maar meer ook niet. Eigenlijk stelt het gewoon helemaal niks voor. Het wordt dus duwen en trekken om die lijst uitgebreid te krijgen. Wat is er sinds 2007 gebeurd?

Anoniem
14-04-2011 11:36
zegt:

EMEA

Lyrica is used to treat adults with the following conditions:
neuropathic pain (pain due to nerve damage). Lyrica can be used in peripheral neuropathic pain, such as the pain experienced by diabetic patients or by patients who have had herpes zoster (shingles), and central neuropathic pain, such as the pain experienced by patients who have had a spinal cord injury;
epilepsy. Lyrica is used as an ‘add-on’ to existing treatment in patients who have partial seizures (epileptic fits starting in one specific part of the brain) that cannot be controlled with their current treatment;
generalised anxiety disorder (long-term anxiety or nervousness about everyday matters).
The medicine can only be obtained with a prescription.


21-04-2011 GAPER, Haags geneesmiddeloverleg.

De nieuwe indicaties van Lyrica.

Back to top