Lebrikizumab: hoopvolle optie bij astma
Dit blijkt uit Amerikaans onderzoek [N Engl J Med 2011;365:1088-98].
Ondanks behandeling met inhalatiecorticosteroïden blijven sommige astmapatiënten last houden van klachten, waardoor zij meer intensieve therapie nodig hebben.
Onderzoekers denken dat interleukine-13, een cytokine afgescheiden door type 2 T-helper-cellen (Th2), een belangrijk rol speelt bij astma. Deze cytokine is een mediator voor allergische ontstekingsreacties. De productie van interleukine-13 wordt geremd door inhalatiecorticosteroïden. Sommige patiënten met ongecontroleerde astma blijven echter verhoogde interleukine-13-spiegels in het sputum hebben, ondanks het gebruik van systemische of inhalatiecorticosteroïden. Dit bevestigt het vermoeden dat interleukine-13 kan bijdragen aan resistentievorming tegen corticosteroïden.
Epitheelcellen in de bronchiën geven het matricellulair eiwit periostine af onder invloed van interleukine-13. Geactiveerde epitheelcellen in de luchtwegen geven grote hoeveelheden van dit eiwit af aan de onderliggende extracellulaire matrix. Periostine kan bijdragen aan luchtwegremodelling bij astma.
De Amerikaanse onderzoekers wilden de klinische en biologische relevantie van interleukine-13 achterhalen. Hiervoor hebben ze 219 volwassenen met ongecontroleerde astma behandeld met lebrikizumab of placebo. Deze patiënten hadden bij de start van het onderzoek een FEV1 van 65% van de voorspelde waarde en gebruikten een gemiddelde dosis van 580 mcg inhalatiecorticosteroïden per dag. Daarnaast gebruikte 80% van deze patiënten een langwerkende bèta-agonist.
Ook hebben de onderzoekers deze patiënten onderverdeeld in subgroepen afhankelijk van de hoogte van de periostinespiegels in het bloedserum. Dit gebruikten zij als marker voor interleukine-13-activiteit. Voor een goede kwantificatie van interleukine-13 in bloed of luchtwegmonsters zijn namelijk zeer sensitieve assays nodig.
Na twaalf weken bleek de gemiddelde FEV1-stijging in de lebrikizumabgroep 5,5% hoger te zijn dan in de placebogroep. In de subgroep met hoge periostinespiegels was de toename 8,2% hoger in de lebrikizumabgroep dan bij de gebruikers van placebo. In de groep met lage periostinespiegels was de toename slechts 1,6% hoger. In de groep die lebrikizumab gebruikte kwamen vaker spier- en gewrichtsbijwerkingen voor vergeleken met placebo (13,2% versus 5,4%).