Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Bijwerking stuurt keuze derde diabetesmiddel

PW Magazine 22 / 23, jaar 2011 - 23-05-2011
Wanneer iemand met diabetes type 2 een derde geneesmiddel nodig heeft om zijn bloedglucosespiegel onder controle te houden, zal de keuze vooral vallen op het middel met de minste ongewenste bijwerkingen. Qua effectiviteit is er namelijk weinig verschil tussen de diverse geneesmiddelen die aangemerkt worden als derde stap in de behandeling van diabetes type 2.

Dat is de conclusie van een nieuwe review die toont dat middelen die als derde stap in de behandeling van diabetes type 2 worden aangemerkt onderling niet veel verschillen qua effect op de bloedglucosespiegel. De resultaten zijn gepubliceerd in The Annals of Internal Medicine [2011;154(10):672-9].

Diabetes type 2 is een progressieve ziekte. De meeste patiënten zullen een combinatie van twee of drie bloedglucoseverlagende middelen nodig hebben om de bloedglucosespiegel goed onder controle te houden, is het commentaar van onderzoeksleider dr. Jorge Gross, hoogleraar geneeskunde aan het Hospital de Clinicas de Porto Alegre in Brazilië.

Volgens Gross moet de keuze voor een derde middel gemaakt worden op grond van patiëntkenmerken en ongewenste bijwerkingen. Eén middel voor alle diabetes type 2-patiënten aanbevelen als derde stap is niet mogelijk.

Metformine wordt breed aanbevolen als eerst stap in de behandeling van diabetes type 2 in combinatie met beweging en aanpassingen van het dieet. Wanneer deze stappen tekortschieten wordt in het algemeen een tweede middel toegevoegd aan de therapie.

Voor hun studie kozen de onderzoekers de over het algemeen gebruikte combinatie van metformine en een sulfonylureumderivaat. Maar volgens dr. Robert Henry, president van de American Diabetes Association, zou zelfs de keuze voor het tweede middel individueel afgestemd moeten worden.

Geneesmiddelen die in deze studie als derde stap werden ingesloten waren alfa-glucosidaseremmers (acarbose), thiazolidinedionderivaten (rosiglitazon en pioglitazon), GLP-1-agonisten en DPP4-remmers.

In totaal sloot de review achttien klinische onderzoeken in met een totaal van meer dan 4500 patiënten. Gemiddeld duurden de studies langer dan 31 weken.

De genoemde derdekeusmiddelen lieten geen significante verschillen zien in reductie van HbA1C-waarden.

Gewichtstoename kwam vaker voor bij diabeten die insuline of thiazolidinedionderivaten gebruikten, gemiddeld drie kilo bij insulinegebruikers en bijna vijf kilo voor mensen die thiazolidinedionderivaten slikten.

GLP-1-agonisten leidden daarentegen tot een gemiddeld gewichtsverlies van een kleine twee kilo. Het risico op hypoglykemieën was het grootst bij insulinegebruik.

Document acties

Back to top