Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2020 PW14

PW14 - 01-04-2020 | door Minke Kranenborg, Geneesmiddel Informatie Centrum/KNMP

Een patiënt komt in de apotheek met een recept voor kuur azitromycine. De patiënt gebruikt ook haloperidol. Het systeem meldt een interactie. Welke uitspraak is NIET juist?

  1. Azitromycine is ingedeeld in de groep geneesmiddelen die het QTc-interval met > 60 ms kunnen verlengen.
  2. De website www.crediblemeds.org is de basis voor koppeling van geneesmiddelen aan de QT-interacties.
  3. Er is sprake van twee geneesmiddelen die verlenging van het QTc-interval kunnen veroorzaken.
  4. Het advies voor combinatie met haloperidol is afhankelijk van de dosering haloperidol.

Toelichting

Het juiste antwoord is: azitromycine is ingedeeld in de groep geneesmiddelen die het QTc-interval met > 60 ms kunnen verlengen.

De G-Standaard bewaakt op combinaties van geneesmiddelen die voorkomen op de lijst ‘QT Drug Lists - Known Risk of TdP’ van Arizona Center for Education and Research on Therapeutics (AZCERT), zie: www.crediblemeds.org. De Werkgroep QT-interacties heeft deze geneesmiddelen ingedeeld naar QT-verlengend potentieel. Bij combinatie van twee geneesmiddelen bepaalt de optelling van de twee potentiële QTc-verlengingen welke actie nodig is. Indien deze som meer is dan 60 ms moet de combinatie worden vermeden of een elektrocardiogram (ECG) worden gemaakt. Azitromycine is ingedeeld in de groep die het QTc-interval met 10-60 ms kunnen verlengen.
Haloperidol in een dagdosering hoger dan 5 mg is eveneens ingedeeld in de groep die het QTc-interval verlengen met 10-60 ms. Zie voor meer informatie en de indeling van de verschillende geneesmiddelen de achtergrondinformatie bij de QT-interacties (6459, 13676, 13684, 13692, 13706 en 13714) op de Kennisbank. De onderbouwing voor de indeling is terug te vinden in de risicoanalyse bij de betreffende interacties.

Document acties

Back to top