Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2014 PW 3

PW Magazine 03, jaar 2014 - 17-01-2014
Welke van de onderstaande antiarrhythmica is het meest geschikt voor herstel van het sinusritme bij een patiënt die lijdt aan atrium-fibrilleren en aan ernstig hartfalen? a. sotalol; b. amiodaron; c. digoxine; d. metoprolol.

Goede antwoord: b.

Atriumfibrilleren en hartfalen zijn twee aandoeningen die regelmatig samen voorkomen. Bij de behandeling van atriumfibrilleren kan men kiezen uit twee strategieën: herstel van het sinusritme (= ritmecontrole) of controle van de kamerfrequentie (= frequentiecontrole). Om ritmecontrole te bereiken is het nodig de verhoogde automaticiteit van niet-geleidingsweefsel en de aanwezigheid van kringstromen in de atria te verminderen. Antiarrhythmica van klasse III (amiodaron en sotalol) zijn hiervoor geschikte middelen.

Omdat het farmacologisch bereiken van ritmecontrole moeilijk is, vooral bij langer bestaand atriumfibrilleren, wordt in de praktijk meestal gekozen voor frequentiecontrole. Hierbij wordt het aantal doorgegeven prikkels van de (fibrillerende) atria naar de ventrikels verlaagd door de impulsgeleiding via de atrioventriculaire knoop te remmen. Dit kan met bètablokkers, digoxine of de calciumantagonisten diltiazem en verapamil. Met deze middelen kan echter het sinusritme niet worden hersteld.

De enige middelen die geschikt zijn om bij onze patiënt het sinusritme te herstellen zijn dus amiodaron en sotalol. Sotalol is een racemisch mengsel van d-sotalol (het anti-aritmicum) en l-sotalol (een niet-selectieve bètablokker). Sotalol heeft als bètablokker een negatief effect op de kracht van de hartspiercellen (negatief-inotroop effect), zeker in de voor herstel van het sinusritme benodigde dosis van het racemisch mengsel. Amiodaron is niet negatief-inotroop. Dit laatste maakt amiodaron theoretisch de beste keuze voor het herstel van het sinusritme bij ernstig hartfalen. Overigens heeft amiodaron veel hinderlijke bijwerkingen, zoals schildklierfunctiestoornissen, fototoxiciteit en pulmonale toxiciteit, die de toepasbaarheid van dit middel behoorlijk kunnen beperken.

Bronnen:

Document acties

Back to top