Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2018 PW4041

03-10-2018 | door Karin Hagendoorn-Becker, GIC

Welke uitspraak over de medicamenteuze behandeling van een Barrett-oesofagus is niet juist?

  1. a. PPI’s hebben de voorkeur.
  2. b. Bij afwezigheid van refluxsymptomen wordt geen PPI voorgeschreven.
  3. c. Chronisch gebruik van PPI’s is geïndiceerd.
  4. d. PPI’s kunnen het risico op ontwikkeling van adenocarcinoom van de oesofagus verminderen.

Toelichting

Het juiste antwoord is: b. Bij afwezigheid van refluxsymptomen wordt geen PPI voorgeschreven.

Een Barrett-oesofagus is geassocieerd met gastro-oesofageale reflux en een risico op de ontwikkeling van adenocarcinoom van 0,3-0,5% per jaar. Bij de medicamenteuze behandeling van patiënten met een Barrett-oesofagus hebben protonpompremmers (ppi’s) de voorkeur. De protonpompremmer wordt chronisch gegeven, ook bij afwezigheid van refluxsymptomen. Er is indirect bewijs dat protonpompremmers het risico op maligne degeneratie in een Barrett-oesofagus verminderen.

Bronnen:  

  • Informatorium Medicamentorum, Maagdarmmiddelen, Middelen bij peptische aandoeningen, KNMP Kennisbank oktober 2018.
  • Richtlijn Barrett-oesofagus 2018 van de Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen (NVMDL).

Document acties

Back to top