Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2016 PW 27

PW27 - 06-07-2016 | door Anke Lambooij

De heer Geerts (64 jaar) heeft sinds drie jaar COPD. Tot nu toe waren zijn klachten onder controle met salbutamol. Nu klaagt hij echter over toenemende benauwdheid, vooral ’s nachts. U heeft de inhalatietechniek gecontroleerd, die is goed. Meneer gebruikt verder hydrochloorthiazide 25 mg, enalapril 20 mg, metoprolol 50 mg, acetylsalicylzuur 80 mg (alle sinds zeven jaar) en latanoprost-oogdruppels (sinds twaalf jaar). De huisarts heeft spirometrie uitgevoerd, waaruit COPD met matige luchtwegobstructie blijkt. Er zijn geen exacerbaties geweest. De huisarts vraagt u om advies over de verdere behandeling van de COPD. Wat is uw advies aan de huisarts?

  1. a. Stoppen met metoprolol, omdat dit benauwdheid kan veroorzaken.
  2. b. Starten met een langwerkend parasympathicolyticum, zoals tiotropium.
  3. c. Starten met een langwerkend bèta-2-sympathicomimeticum, zoals formoterol.
  4. d. Starten met een langwerkend bèta-2-sympathicomimeticum in combinatie met een inhalatiecorticosteroïde, zoals salmeterol + fluticason.

Toelichting

Het juiste antwoord is: c. Starten met een langwerkend bèta-2-sympathicomimeticum, zoals formoterol.

Metoprolol is een selectieve bètablokker en heeft weinig invloed op de longfunctie. De NHG-Standaard COPD (2015) adviseert bij persisterende en nachtelijke klachten een langwerkende luchtwegverwijder te starten. Vanwege de bestaande glaucoom gaat de voorkeur uit naar een bèta-2-sympaticomimeticum. Omdat er geen exacerbaties zijn geweest, is er geen indicatie voor het starten van een inhalatiecorticosteroïde.

Document acties

Back to top