Veel apotheken besteden het gereedmaken van medicatierollen uit aan een GDS-apotheek (Geautomatiseerd geneesmiddelDistributieSysteem). De opdrachtgevende apotheker stuurt zijn medicatieopdracht naar de GDS-apotheker, die vervolgens de medicatierollen aan de opdrachtgevende apotheker levert en de opdrachtgevende apotheker overhandigt de medicatierol aan de patiënt. Wie is nu de ter hand stellende apotheker? a. de opdrachtgevende apotheker; b. de GDS-apotheker; c. zowel de opdrachtgevende als de GDS-apotheker.
Een 67-jarige vrouw gebruikt de volgende geneesmiddelen: • Calci Chew 500 mg/800 IE 1 dd; • acetylsalicylzuur 80 mg 1dd; • Persantin 200 mg 2dd. Haar geschatte nierfunctie (eGFR) is 42 ml/min. Zij heeft osteoporose maar krijgt bij gebruik van orale bisfosfonaten bij herhaling last van ernstige misselijkheid. Welk van de volgende geneesmiddelen is gecontraïndiceerd als alternatief? a. denosumab s.c.; b. zoledroninezuur i.v.; c. strontium; d. raloxifeen.
U krijgt een recept voor mevrouw K. Zij heeft een uitbehandeld mammacarcinoom en is opgenomen geweest in verband met een diep-veneuze trombose. Er worden zestig stuks nadroparine 15.200 IE/0,8 ml voorgeschreven met als daggebruik eenmaal daags een injectie. Is ingrijpen gewenst? a. Nee, deze behandeling is geïndiceerd. b. Ja, mevrouw moet zo snel mogelijk ingesteld worden op een vitamine K-antagonist (coumarine). c. Ja, mevrouw moet zo snel mogelijk ingesteld worden op een direct werkend oraal anticoagulans (DOAC, coumarine). d. Ja, de nadroparine is nu therapeutisch gedoseerd, mevrouw moet nu worden overgezet op een profylactische onderhoudsdosering.
Een patiënt gebruikt zowel een kortwerkende als een langwerkende insuline. De patiënt heeft begrepen dat deze niet in hetzelfde lichaamsdeel mogen worden gespoten. De patiënt gebruikt het kortwerkende preparaat driemaal daags bij de maaltijd en het langwerkende preparaat ’s avonds voor het slapen. Welk advies geeft u aan de patiënt? a. Spuit het kortwerkende preparaat en het langwerkende middel afwisselend in bovenarm, bovenbeen en buik. b. Spuit het kortwerkende middel in de buik en het langwerkende middel in het bovenbeen. c. Spuit beide middelen in de buik, maar op verschillende plekken. d. Alle bovengenoemde opties zijn mogelijk.