Zorginstituut beoordeelt acht dure intramurale medicijnen
Op basis van de meest recente Horizonscan Geneesmiddelen heeft het Zorginstituut de acht nieuwe geneesmiddelen geselecteerd, waarvan de registratie voor toelating op de Europese markt verwacht wordt in het eerste en tweede kwartaal van 2026.
Terwijl het medicijn in de sluis is geplaatst, beoordeelt het Zorginstituut eventuele opname in het basispakket. Het definitieve advies stelt het Zorginstituut op nadat het Committee For Medicinal Products for Human Use (CHMP) van het Europees Medicijn Agentschap (EMA) positief heeft geoordeeld. Dat is doorgaans een of twee maanden voordat de Europese Commissie beslist over markttoelating.
Vervolgens besluit de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) welke medicijnen daadwerkelijk in de pakketsluis komen. Eenmaal in de sluis beoordeelt het Zorginstituut of de dure medicijnen een plaats krijgen in het basispakket, waarbij de fabrikant wordt gevraagd een dossier in te dienen.
Sluiskandidaten
Voor de eerste helft van volgend jaar – januari tot en met juni – heeft het Zorginstituut de volgende acht geneesmiddelen geselecteerd: etuvetidigene autotemcel (Severe Wiskott-Aldrich syndrome), nogapendekin alfa inbakicept (niet-spierinvasief blaaskanker (NMIBC) derde lijn), niraparib/abirateron (prostaatkanker), teplizumab (preventie van diabetes type 1), apitegromab (spinale musculaire atrofie SMA), nadofaragene firadenovec (niet-spierinvasief blaaskanker), lurbinectedin (longkanker) en sasanlimab (blaaskanker).
Criteria
Een nieuw, duur en effectief intramuraal geneesmiddel komt in aanmerking voor de sluis als: de kosten voor de behandeling van één of meerdere nieuwe indicaties samen € 20 miljoen of meer zijn per jaar, of wanneer de kosten per patiënt jaarlijks € 50.000 of meer zijn met een totaal van € 10 miljoen per jaar.
Het Zorginstituut zal overheid en veldpartijen uiterlijk in het voorjaar van 2026 informeren over de sluiskandidaten die naar verwachting in de tweede helft van 2026 geregistreerd worden.