Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2019 PW 05

PW05 - 31-01-2019 | door M.J.A. Zeemeijer, Stichting Health Base

Een 14-jarige jongen is onlangs gediagnosticeerd met diabetes mellitus type I en is kort geleden gestart met de toediening van subcutane insuline. Zijn moeder staat aan de balie voor een vervolguitgifte. In gesprek over de eventuele bijwerkingen wordt besproken dat haar zoon klaagt over een hernieuwde opleving van zijn astmaklachten, zoals benauwdheid en een piepende ademhaling. Sinds zijn zesde jaar had hij daarvan al geen last meer gehad, maar sinds kort na de start met de insuline lijken die klachten terug te zijn. Wat is uw advies?

  1. a. U vraagt of de insuline wel telkens met een schone naald wordt toegediend, want dit kan het optreden van bijwerkingen als benauwdheid bij insuline verklaren.
  2. b. Omdat er geen verband lijkt met het toedienen van de insuline adviseert u de patiënt om een afspraak bij de huisarts te maken om zijn voormalige astmatherapie weer op te starten.
  3. c. Het is ook hooikoortsseizoen. U belt de huisarts op en adviseert om antihistaminica voor te schrijven om de benauwdheid te voorkomen.
  4. d. U denkt ook aan een overgevoeligheidsreactie. In overleg met de huisarts verwijst u de patiënt door naar de allergoloog die verder onderzoek kan doen, waarbij de component in de insuline die de overgevoeligheid mogelijk veroorzaakt, kan worden herkend

Toelichting

Het juiste antwoord is: d. U denkt ook aan een overgevoeligheidsreactie. In overleg met de huisarts verwijst u de patiënt door naar de allergoloog die verder onderzoek kan doen, waarbij de component in de insuline die de overgevoeligheid mogelijk veroorzaakt, kan worden herkend

Hoewel overgevoeligheidsreacties bij insuline zeldzaam zijn, kunnen ze wel voorkomen. Luchtwegklachten zijn dan de meest voorkomende reacties. Bij het vermoeden van een overgevoeligheidsreactie ten gevolge van insuline, is een individuele beoordeling met testen op diverse hulpstoffen en insulineanalogen nodig om te achterhalen welke component de overgevoeligheid heeft veroorzaakt.

In Nederland zijn diverse centra beschikbaar die mogelijke overgevoeligheid voor insulines nader kunnen vaststellen. Omdat het lastig kan zijn de testen goed te interpreteren, is het verstandig om patiënten met mogelijke insulineovergevoeligheid in gespecialiseerde centra te laten onderzoeken [1]. Wanneer een hulpstof de overgevoeligheid heeft veroorzaakt, kan een alternatieve insuline zonder deze component veilig worden toegediend.

Antwoord a is van toepassing bij niet-allergische injectieplaatsreacties. Een verkeerde injectietechniek of het gebruik van niet-steriele naalden kan deze niet-allergische reacties verergeren. Ook astma (b) maakt deel uit van de differentiaaldiagnose, maar er bestaat wél een mogelijke relatie tussen de klachten en insulinegebruik die nader onderzocht moet worden. Antwoord c is van toepassing op milde huidreacties die behandeling behoeven. In deze situatie kunnen antihistaminica gebruikt worden om de symptomen te behandelen [1].

Literatuur

  1. OV Insulinepreparaten. Commentaren Medicatiebewaking 2017/2018, Stichting Health Base, 32ste jaargang, september 2017.

Document acties

Back to top