Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2015 PW 49

PW Magazine 49, jaar 2015 - 03-12-2015
Mevrouw Van de Avoort is 84 jaar en heeft systolisch hartfalen (NYHA-klasse III). Zij gebruikt hiervoor sinds twee jaar de volgende medicatie: lisinopril 20 mg 1dd, metoprolol 50 mg MGA 1dd en furosemide 40 mg 1dd. Zij is regelmatig benauwd en zij heeft momenteel dikke enkels. De volgende actuele labwaarden zijn bekend van mevrouw: kalium 4,8 mmol/l, natrium 130 mmol/l, MDRD 53 ml/min en de tensie is 143/81 mmHg. Welk medicamenteus advies is op zijn plaats voor de behandeling van de hyponatriëmie? a. starten van triamtereen b. starten van spironolacton c. starten van chloortalidon d. verhogen van furosemide

Goede antwoord: d.

Bij ernstig systolisch hartfalen (NYHA-klasse III) komt hyponatriëmie regelmatig voor. Bij (gevorderd) hartfalen is de patiënt arterieel ondervuld, waardoor het lichaam het RAAS activeert en de patiënt via onder meer toegenomen afgifte van ADH veel water vasthoudt. Dit kan leiden tot een zogenaamde hypervolemische hyponatriëmie. Dit is te bestrijden door de vochtinname van de patiënt te beperken en/of de patiënt sterker te ontwateren met een lisdiureticum.

Lisdiuretica geven normaal gesproken zelden tot nooit een hyponatriëmie (altijd meer wateruitscheiding dan vocht). Triamtereen is een kaliumsparend diureticum en heeft geen plaats bij hartfalen (antwoord a fout). Het toevoegen van een thiazidediureticum aan een lisdiureticum is zelden geïndiceerd: alleen om diureticumresistentie te doorbreken. Bovendien verhoogt deze toevoeging juist het risico op een ernstige hyponatriëmie (antwoord c fout). Spironolacton toevoegen kan bij hartfalen wel, maar zal hier niet het natrium corrigeren (antwoord b fout).

Document acties

Back to top