Ga naar inhoud. | Ga naar navigatie

Persoonlijke hulpmiddelen

Navigatie

Herexamen 2015 PW 30/31

PW Magazine 30/31, jaar 2015 - 24-07-2015
Een 48-jarige mevrouw met hartfalen (NYHA klasse III) gebruikt als onderhoudstherapie enalapril 20 mg 2dd, furosemide 40 mg 2dd, bisoprolol 5 mg 1dd, spironolacton 25 mg 1dd en digoxine 0,125 mg 1dd. Met deze medicatie is ze de afgelopen maanden stabiel zonder bijwerkingen. Recent laboratoriumonderzoek laat de volgende waarden zien: kalium 5,2, eGFR > 60, digoxine 0,7 mg/L, bloeddruk=115/80, hartfrequentie 68 slagen/min. Welke wijziging zou u aan de arts voorstellen om de behandeling te optimaliseren? a. Digoxine verhogen naar 0,250 mg 1dd. b. Enalapril verlagen naar 10 mg 2dd. c. Bisoprolol verhogen naar 10 mg 1dd. d. Spironolacton verhogen naar 50 mg 1dd.

Goede antwoord: c.

Bisoprolol is bewezen effectief als onderhoudstherapie bij hartfalen in een streefdosering van 10 mg 1dd. Er zijn geen tekenen van bradycardie of andere bijwerkingen wat verdere verhoging van de dosering zou kunnen belemmeren.

De digoxinespiegel ligt binnen het therapeutisch gebied voor hartfalen (0,5-0,9 mg/L), waardoor dosisverhoging niet nodig is. Het kaliumgehalte is licht verhoogd.

De dosering van de ACE-remmer moet echter pas gehalveerd worden bij een kaliumgehalte groter dan 5,5 mmol/L.

Spironolacton krijgt de patiënt al in de streefdosering; verdere ophoging is alleen geïndiceerd als er sprake is van progressief hartfalen.


Bron: NHG-Standaard Hartfalen 2010

Document acties

Back to top